God wordt vaak voorgesteld als een lichaamsloze geest, een zuiver onstoffelijk wezen. Dit is de mainstream opvatting van de drie grote monotheïstische religies (jodendom, christendom en islam).[1] Dit idee is door ontwikkelingen in de neurowetenschappen echter problematisch geworden, want daaruit blijkt dat onze geest (mentale leven) afhankelijk is van een werkend brein.[2] Atheïst Herman Philipse gebruikt dit in zijn boek God in the Age of Science? dan ook als argument dat het bestaan van God als lichaamsloze geest onwaarschijnlijk maakt. [3] Filosoof en theoloog Rik Peels heeft dit argument echter bekritiseerd in een artikel.[4] Is zijn kritiek overtuigend? 

Het eerste deel van zijn kritiek (en het argument van Philipse) is vooral taalkundig en semantisch: het idee van een lichaamsloze geest zou betekenisloos zijn en het spreken daarover dus onzinnig. Dit argument is vooral gebaseerd op bepaalde taalfilosofische opvattingen en laat ik hier voor wat het is. Ik wil me hier vooral richten op de waarschijnlijkheid van het bestaan van een lichaamsloze geest. Is Peels in staat die te verdedigen tegen het argument van Philipse dat het bestaan van lichaamsloze geesten onwaarschijnlijk is? Volgens mij niet.

Een analogie
Peels begint met een analogie: 

Humanity has discovered many planets in the course of time. Some of those planets have been studied in detail but on none of them have we found any signs of life. There are thousands or maybe millions of planets that we know to contain no life whatsoever and there are no planets (apart from Earth) that we know to contain life. Thus, we have strong evidence that there is no extraterrestrial life. Hence, the probability that there is extraterrestrial life is rather low. This means that, unless we have good arguments for the claim that there is extraterrestrial life, we should disbelieve that there is such life.” (p. 71-72)

Met dit argument is inderdaad wat mis, zoals Peels zelf ook aangeeft. Meerdere zaken zelfs. Om te beginnen is het feitelijk onjuist dat we meerdere planeten in detail bestudeerd hebben. Alleen Mars is vrij uitgebreid onderzocht en het is nog steeds niet duidelijk of daar geen enkele vorm van leven is (geweest). Van een paar andere planeten in ons zonnestelsel is vanaf een afstand op grond van indirect bewijs een schatting gemaakt of leven mogelijk is. [5]. Voor de rest van het universum is er slechts de Drake-vergelijking, die zeer speculatief is.  Als nu miljarden planeten overal in het universum gedetailleerd bestudeerd waren, zonder dat dat een spoor van leven had opgeleverd, zouden we inderdaad mogen concluderen dat het bestaan van buitenaards leven onwaarschijnlijk is. Dit is echter totaal niet het geval.

De analogie gaat dus geheel niet op: er is nauwelijks evidentie dat buitenaards leven niet bestaat, dus we mogen op grond daarvan ook zeker niet concluderen dat buitenaards leven onwaarschijnlijk is. Dat is geheel anders bij het bestaan van lichaamsloze geesten. We kennen namelijk heel veel geesten (personen met een mentaal leven) – de complete wereldbevolking – en die zijn allemaal afhankelijk van een werkend brein. 

Peels erkent dit ook: “But we do not know that there are beings with mental lives that are bodiless, for all the beings with mental life that we have encountered have bodies.”, maar vindt deze redenering problematisch. Hij werpt tegen: “The fact, if it is a fact, that we have not encountered any bodiless spirits, does not render it likely that there are no such spirits.” Natuurlijk sluit dit niet logisch uit dat er lichaamsloze geesten bestaan, maar het feit dat we ze nog nooit tegengekomen zijn, ondanks veel onderzoek, maakt hun bestaan minstens prima facie onwaarschijnlijk. De bewijslast ligt dan duidelijk bij degene die claimt dat ze wél bestaan, zoals Peels. Hetzelfde geldt voor mensen die menen dat het Monster van Loch Ness bestaat, wat ook logisch mogelijk is, maar nog nooit overtuigend is aangetoond, ondanks veel onderzoek. 

Hersenbeschadigingen
Daarnaast is er veel neurowetenschappelijk en psychologisch onderzoek dat op deze afhankelijkheid wijst. De meest overtuigende evidentie hiervoor komt uit pathologisch onderzoek: beschadig het brein op een bepaalde manier, bijvoorbeeld door een beroerte, en de geest wordt ook aangetast. In de meest extreme gevallen leidt een ernstige beschadiging tot het wegvallen van de geest, tijdelijk (coma) of definitief (hersendood). Aan dit punt gaat Peels geheel voorbij. 

Debunking
Maar is het wel zo dat er geen overtuigend bewijs is voor het bestaan van lichaamsloze geesten? Peels wijst op de ervaringen van miljoenen gelovigen, wat zou gelden als “convincing evidence for the existence of bodiless spirits” (p. 73). Is dit overtuigend bewijs? Philipse wijst erop dat voor dergelijke ervaringen tegenwoordig neurowetenschappelijke verklaringen zijn, maar Peels is niet overtuigd: “What Philipse has in mind, I guess, is that science has never been able to find any convincing evidence for the existence of bodiless spirits.” 

Ik denk echter dat Philipse wat anders in mind had, namelijk dat naturalistische wetenschappelijke verklaringen van religieuze ervaringen ontkrachtend of ondermijnend werken voor hun geloofwaardigheid als bovennatuurlijke ervaring. Als dergelijke ervaringen immers goed naturalistisch verklaard kunnen worden, vormen ze helemaal geen bewijs voor het bestaan van lichaamsloze geesten, maar voor het feit dat het brein allerlei illusies en hallucinaties kan opwekken. Dit debunking-argument wordt de afgelopen jaren veel bediscussieerd in de literatuur.[6] De naturalistische verklaringen voor dergelijke ervaringen worden steeds beter [7], waarmee het beroep van Peels op dergelijke ervaringen ondermijnd is. 

Is Peels’ kritiek op zijn interpretatie van Philipse, dat een gebrek aan wetenschappelijk bewijs niets zegt, dan wel overtuigend? Volgens Peels kan wetenschap “by its very nature [not] detect any bodiless spirits”. Dit is echter onjuist. Wetenschap zou bijvoorbeeld kunnen bevestigen dat tijdens een uittredingservaring de lichaamsloze geest iets kan waarnemen wat onmogelijk zou zijn met de lichamelijke zintuigen. Ook zou mentaal leven mogelijk kunnen zijn tijdens (tijdelijke) hersendood, zoals wel beweerd wordt over bijna-doodervaringen. Als dit overtuigend zou worden aangetoond, wat goed mogelijk is, zou dat overtuigend wetenschappelijk bewijs zijn dat lichaamsloze geesten bestaan. Dergelijk (parapsychologisch) onderzoek is ook gedaan en gepubliceerd in wetenschappelijke bladen. Het heeft alleen nooit overtuigend bewijs opgeleverd.[8]

Niet-wetenschappelijke bewijs?
Vervolgens maakt Peels Philipse het verwijt dat zelfs áls er geen wetenschappelijke evidentie zou zijn, dit niet wil zeggen dat er geen niet-wetenschappelijke evidentie kan zijn. Peels moet dan overtuigend aantonen dat er een betrouwbare niet-wetenschappelijke kenbron is die overtuigend bewijs levert voor lichaamsloze geesten. Dat doet hij evenwel niet. 

Wel wijst hij op bewustzijn, wat volgens Peels een voorbeeld is van iets “for which science can provide no evidence whatsoever” en wetenschap “has never been able to detect or even give evidence for the existence of consciousness”. Dit is een opmerkelijke uitspraak, want er wordt heel veel bewustzijnsonderzoek gedaan.[9] Het is zelfs mogelijk om alleen aan gemeten hersenactiviteit te zien of iemand bewust is of niet. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt om met mensen te communiceren die in vegetatieve toestand zijn (ze kunnen op geen enkele manier zichtbaar lichamelijk communiceren), maar zijn wel bewust.[10] Wetenschap kan dus wel degelijk evidentie voor bewustzijn leveren, waarmee dit voorbeeld zijn punt dus niet bewijst.

Misschien dat Peels meent dat dergelijke gemeten hersenactiviteit wat anders is dan bewustzijn. In het moderne bewustzijnsonderzoek ziet men echter bewustzijn als dergelijke hersenactiviteit, en om goede redenen.[11] Het enige verschil tussen het meten van de hersenactiviteit van een ervaring en het hebben van die ervaring (subjectieve beleving) is epistemisch (derde- vs. eerstepersoonsperspectief), niet ontologisch of metafysisch, zoals Peels nodig heeft.[12]

Tot slot doet Peels nogmaals een beroep op de religieuze ervaringen van veel gelovigen, die volgens hem goed passen bij Gods bestaan: “If God—a perfectly good and omnipotent bodiless spirit—exists, then it is indeed likely that some people have had religious experiences of God.” Het eerste probleem hiermee hebben we hierboven al besproken, namelijk dat naturalistische verklaringen debunkend werken voor de bovennatuurlijke verklaring. Een tweede probleem is dat deze religieuze ervaringen van mensen buitengewoon divers zijn en gebruikt worden ter bevestiging van allerlei bovennatuurlijke opvattingen (communicatie met voorouders en planten, reïncarnatie, meerdere goden, enz.). Waarom zou de waarheidminnende christelijke God allerlei andere gelovigen dergelijke misleidende ervaringen geven? Naturalistische verklaringen hebben dit probleem niet, wat des te meer voor een dergelijke verklaring pleit. Beide argumenten hebben niets met een “untenable scientistic assumption” te maken, zoals Peels claimt. 

Conclusie
Peels heeft niet aannemelijk kunnen maken dat lichaamsloze geesten bestaan en wetenschappelijk onderzoek maakt onwaarschijnlijk dat ze bestaan. Aangezien God verondersteld wordt een lichaamsloze geest te zijn, is het onwaarschijnlijke bestaan hiervan dus een goed argument voor atheïsme.  

Noten
[1] Dit wil niet zeggen dat God zich niet kan manifesteren in een lichaam, zoals christenen menen in het geval van Jezus. Vooral vroeger werden goden ook voorgesteld met lichamen, een idee dat ook nog in de Hebreeuwse Bijbel/Oude testament terug te vinden is, zoals wordt beschreven door gerespecteerde Bijbelwetenschappers als James Kugel (The God of Old, Free Press, 2003) en Mark Smith (The three bodies of God in the Hebrew Bible. Journal of Biblical Literature134(3), 471-488).

[2] Dit heb ik hier en hier uitgebreid betoogd en is terug te vinden in de filosofische en neurowetenschappelijke literatuur, zie de referenties in mijn artikelen. 

[3] Herman Philipses God in the Age of Science? (Oxford UP, 2012).

[4] Peels, R. (2013). A Bodiless Spirit? Meaningfulness, Possibility, and Probability. Philo16(1), 62-76.

[5] https://en.wikipedia.org/wiki/Extraterrestrial_life#Planetary_habitability_in_the_Solar_System

[6] De Nederlandse filosoof Hans van Eyghen is hierop gepromoveerd en heeft samen met Rik Peels en Gijsbert van den Brink een bundel hierover geredigeerd: New Developments in the Cognitive Science of Religion (Springer, 2018). Hij meent dat wetenschappelijke verklaringen niet debunkend werken, ik wel. Zie hier en hier voor mijn bijdrages aan de discussie tussen ons beiden. 

[7] De wetenschappelijke literatuur op dit gebied is gigantisch en groeit met de dag. Een recente bespreking ervan is te vinden in het boek Seeing myself van psychologe Susan Blackmore (Robinson Press, 2019). Ook cognitiewetenschapper Julien Musolino behandelt in The Soul Fallacy (Prometheus, 2015) wetenschappelijke verklaringen voor vermeende bovennatuurlijke ervaringen. 

[8] Dit onderzoek wordt o.a. besproken in de boeken van Blackmore en Musolino (zie vorige noot) en in de bundel The myth of an afterlife van Michael Martin en Keith Agustine (Rowman & Littlefield, 2015). 

[9] Onder andere door de onderzoeksgroep van Stanislas Dehaene, die een goede en toegankelijke inleiding schreef tot dit onderzoek: Consciousness and the Brain (Viking, 2014). Er zijn meer onderzoeksgroepen die zich hiermee bezighouden en de ontwikkelingen gaan razendsnel. 

[10] Monti, M. M., Vanhaudenhuyse, A., Coleman, M. R., Boly, M., Pickard, J. D., Tshibanda, L., ... & Laureys, S. (2010). Willful modulation of brain activity in disorders of consciousness. New England Journal of Medicine362(7), 579-589.

[11] Polák, M., & Marvan, T. (2018). Neural correlates of consciousness meet the theory of identity. Frontiers in psychology9, 1269.

[12] Zoals ik hier uitgebreid betoogd heb, zie ook mijn repliek aan Emanuel Rutten. Zie verder ook: Jylkkä, J., & Railo, H. (2019). Consciousness as a concrete physical phenomenon. Consciousness and cognition74, 102779.

     

 

Wie zijn er online?

We hebben 121 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Maarten 't HartMaarten 't Hart, Nederlandse bioloog en schrijver.

Citaat

If everything must have a cause, then God must have a cause. If there can be anything without a cause, it may just as well be the world as God, so that there cannot be any validity in that argument. It is exactly of the same nature as the Indian's view, that the world rested upon an elephant and the elephant rested upon a tortoise; and when they said, 'How about the tortoise?' the Indian said, 'Suppose we change the subject.' The argument is really no better than that.

~ Bertrand Russell

God wordt vaak voorgesteld als een lichaamsloze geest, een zuiver onstoffelijk wezen. Dit is de mainstream opvatting van de drie grote monotheïstische religies (jodendom, christendom en islam).[1] Dit idee is door ontwikkelingen in de neurowetenschappen echter problematisch geworden, want daaruit blijkt dat onze geest (mentale leven) afhankelijk is van een werkend brein.[2] Atheïst Herman Philipse gebruikt dit in zijn boek God in the Age of Science? dan ook als argument dat het bestaan van God als lichaamsloze geest onwaarschijnlijk maakt. [3] Filosoof en theoloog Rik Peels heeft dit argument echter bekritiseerd in een artikel.[4] Is zijn kritiek overtuigend? 

Het eerste deel van zijn kritiek (en het argument van Philipse) is vooral taalkundig en semantisch: het idee van een lichaamsloze geest zou betekenisloos zijn en het spreken daarover dus onzinnig. Dit argument is vooral gebaseerd op bepaalde taalfilosofische opvattingen en laat ik hier voor wat het is. Ik wil me hier vooral richten op de waarschijnlijkheid van het bestaan van een lichaamsloze geest. Is Peels in staat die te verdedigen tegen het argument van Philipse dat het bestaan van lichaamsloze geesten onwaarschijnlijk is? Volgens mij niet.

Een analogie
Peels begint met een analogie: 

Humanity has discovered many planets in the course of time. Some of those planets have been studied in detail but on none of them have we found any signs of life. There are thousands or maybe millions of planets that we know to contain no life whatsoever and there are no planets (apart from Earth) that we know to contain life. Thus, we have strong evidence that there is no extraterrestrial life. Hence, the probability that there is extraterrestrial life is rather low. This means that, unless we have good arguments for the claim that there is extraterrestrial life, we should disbelieve that there is such life.” (p. 71-72)

Met dit argument is inderdaad wat mis, zoals Peels zelf ook aangeeft. Meerdere zaken zelfs. Om te beginnen is het feitelijk onjuist dat we meerdere planeten in detail bestudeerd hebben. Alleen Mars is vrij uitgebreid onderzocht en het is nog steeds niet duidelijk of daar geen enkele vorm van leven is (geweest). Van een paar andere planeten in ons zonnestelsel is vanaf een afstand op grond van indirect bewijs een schatting gemaakt of leven mogelijk is. [5]. Voor de rest van het universum is er slechts de Drake-vergelijking, die zeer speculatief is.  Als nu miljarden planeten overal in het universum gedetailleerd bestudeerd waren, zonder dat dat een spoor van leven had opgeleverd, zouden we inderdaad mogen concluderen dat het bestaan van buitenaards leven onwaarschijnlijk is. Dit is echter totaal niet het geval.

De analogie gaat dus geheel niet op: er is nauwelijks evidentie dat buitenaards leven niet bestaat, dus we mogen op grond daarvan ook zeker niet concluderen dat buitenaards leven onwaarschijnlijk is. Dat is geheel anders bij het bestaan van lichaamsloze geesten. We kennen namelijk heel veel geesten (personen met een mentaal leven) – de complete wereldbevolking – en die zijn allemaal afhankelijk van een werkend brein. 

Peels erkent dit ook: “But we do not know that there are beings with mental lives that are bodiless, for all the beings with mental life that we have encountered have bodies.”, maar vindt deze redenering problematisch. Hij werpt tegen: “The fact, if it is a fact, that we have not encountered any bodiless spirits, does not render it likely that there are no such spirits.” Natuurlijk sluit dit niet logisch uit dat er lichaamsloze geesten bestaan, maar het feit dat we ze nog nooit tegengekomen zijn, ondanks veel onderzoek, maakt hun bestaan minstens prima facie onwaarschijnlijk. De bewijslast ligt dan duidelijk bij degene die claimt dat ze wél bestaan, zoals Peels. Hetzelfde geldt voor mensen die menen dat het Monster van Loch Ness bestaat, wat ook logisch mogelijk is, maar nog nooit overtuigend is aangetoond, ondanks veel onderzoek. 

Hersenbeschadigingen
Daarnaast is er veel neurowetenschappelijk en psychologisch onderzoek dat op deze afhankelijkheid wijst. De meest overtuigende evidentie hiervoor komt uit pathologisch onderzoek: beschadig het brein op een bepaalde manier, bijvoorbeeld door een beroerte, en de geest wordt ook aangetast. In de meest extreme gevallen leidt een ernstige beschadiging tot het wegvallen van de geest, tijdelijk (coma) of definitief (hersendood). Aan dit punt gaat Peels geheel voorbij. 

Debunking
Maar is het wel zo dat er geen overtuigend bewijs is voor het bestaan van lichaamsloze geesten? Peels wijst op de ervaringen van miljoenen gelovigen, wat zou gelden als “convincing evidence for the existence of bodiless spirits” (p. 73). Is dit overtuigend bewijs? Philipse wijst erop dat voor dergelijke ervaringen tegenwoordig neurowetenschappelijke verklaringen zijn, maar Peels is niet overtuigd: “What Philipse has in mind, I guess, is that science has never been able to find any convincing evidence for the existence of bodiless spirits.” 

Ik denk echter dat Philipse wat anders in mind had, namelijk dat naturalistische wetenschappelijke verklaringen van religieuze ervaringen ontkrachtend of ondermijnend werken voor hun geloofwaardigheid als bovennatuurlijke ervaring. Als dergelijke ervaringen immers goed naturalistisch verklaard kunnen worden, vormen ze helemaal geen bewijs voor het bestaan van lichaamsloze geesten, maar voor het feit dat het brein allerlei illusies en hallucinaties kan opwekken. Dit debunking-argument wordt de afgelopen jaren veel bediscussieerd in de literatuur.[6] De naturalistische verklaringen voor dergelijke ervaringen worden steeds beter [7], waarmee het beroep van Peels op dergelijke ervaringen ondermijnd is. 

Is Peels’ kritiek op zijn interpretatie van Philipse, dat een gebrek aan wetenschappelijk bewijs niets zegt, dan wel overtuigend? Volgens Peels kan wetenschap “by its very nature [not] detect any bodiless spirits”. Dit is echter onjuist. Wetenschap zou bijvoorbeeld kunnen bevestigen dat tijdens een uittredingservaring de lichaamsloze geest iets kan waarnemen wat onmogelijk zou zijn met de lichamelijke zintuigen. Ook zou mentaal leven mogelijk kunnen zijn tijdens (tijdelijke) hersendood, zoals wel beweerd wordt over bijna-doodervaringen. Als dit overtuigend zou worden aangetoond, wat goed mogelijk is, zou dat overtuigend wetenschappelijk bewijs zijn dat lichaamsloze geesten bestaan. Dergelijk (parapsychologisch) onderzoek is ook gedaan en gepubliceerd in wetenschappelijke bladen. Het heeft alleen nooit overtuigend bewijs opgeleverd.[8]

Niet-wetenschappelijke bewijs?
Vervolgens maakt Peels Philipse het verwijt dat zelfs áls er geen wetenschappelijke evidentie zou zijn, dit niet wil zeggen dat er geen niet-wetenschappelijke evidentie kan zijn. Peels moet dan overtuigend aantonen dat er een betrouwbare niet-wetenschappelijke kenbron is die overtuigend bewijs levert voor lichaamsloze geesten. Dat doet hij evenwel niet. 

Wel wijst hij op bewustzijn, wat volgens Peels een voorbeeld is van iets “for which science can provide no evidence whatsoever” en wetenschap “has never been able to detect or even give evidence for the existence of consciousness”. Dit is een opmerkelijke uitspraak, want er wordt heel veel bewustzijnsonderzoek gedaan.[9] Het is zelfs mogelijk om alleen aan gemeten hersenactiviteit te zien of iemand bewust is of niet. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt om met mensen te communiceren die in vegetatieve toestand zijn (ze kunnen op geen enkele manier zichtbaar lichamelijk communiceren), maar zijn wel bewust.[10] Wetenschap kan dus wel degelijk evidentie voor bewustzijn leveren, waarmee dit voorbeeld zijn punt dus niet bewijst.

Misschien dat Peels meent dat dergelijke gemeten hersenactiviteit wat anders is dan bewustzijn. In het moderne bewustzijnsonderzoek ziet men echter bewustzijn als dergelijke hersenactiviteit, en om goede redenen.[11] Het enige verschil tussen het meten van de hersenactiviteit van een ervaring en het hebben van die ervaring (subjectieve beleving) is epistemisch (derde- vs. eerstepersoonsperspectief), niet ontologisch of metafysisch, zoals Peels nodig heeft.[12]

Tot slot doet Peels nogmaals een beroep op de religieuze ervaringen van veel gelovigen, die volgens hem goed passen bij Gods bestaan: “If God—a perfectly good and omnipotent bodiless spirit—exists, then it is indeed likely that some people have had religious experiences of God.” Het eerste probleem hiermee hebben we hierboven al besproken, namelijk dat naturalistische verklaringen debunkend werken voor de bovennatuurlijke verklaring. Een tweede probleem is dat deze religieuze ervaringen van mensen buitengewoon divers zijn en gebruikt worden ter bevestiging van allerlei bovennatuurlijke opvattingen (communicatie met voorouders en planten, reïncarnatie, meerdere goden, enz.). Waarom zou de waarheidminnende christelijke God allerlei andere gelovigen dergelijke misleidende ervaringen geven? Naturalistische verklaringen hebben dit probleem niet, wat des te meer voor een dergelijke verklaring pleit. Beide argumenten hebben niets met een “untenable scientistic assumption” te maken, zoals Peels claimt. 

Conclusie
Peels heeft niet aannemelijk kunnen maken dat lichaamsloze geesten bestaan en wetenschappelijk onderzoek maakt onwaarschijnlijk dat ze bestaan. Aangezien God verondersteld wordt een lichaamsloze geest te zijn, is het onwaarschijnlijke bestaan hiervan dus een goed argument voor atheïsme.  

Noten
[1] Dit wil niet zeggen dat God zich niet kan manifesteren in een lichaam, zoals christenen menen in het geval van Jezus. Vooral vroeger werden goden ook voorgesteld met lichamen, een idee dat ook nog in de Hebreeuwse Bijbel/Oude testament terug te vinden is, zoals wordt beschreven door gerespecteerde Bijbelwetenschappers als James Kugel (The God of Old, Free Press, 2003) en Mark Smith (The three bodies of God in the Hebrew Bible. Journal of Biblical Literature134(3), 471-488).

[2] Dit heb ik hier en hier uitgebreid betoogd en is terug te vinden in de filosofische en neurowetenschappelijke literatuur, zie de referenties in mijn artikelen. 

[3] Herman Philipses God in the Age of Science? (Oxford UP, 2012).

[4] Peels, R. (2013). A Bodiless Spirit? Meaningfulness, Possibility, and Probability. Philo16(1), 62-76.

[5] https://en.wikipedia.org/wiki/Extraterrestrial_life#Planetary_habitability_in_the_Solar_System

[6] De Nederlandse filosoof Hans van Eyghen is hierop gepromoveerd en heeft samen met Rik Peels en Gijsbert van den Brink een bundel hierover geredigeerd: New Developments in the Cognitive Science of Religion (Springer, 2018). Hij meent dat wetenschappelijke verklaringen niet debunkend werken, ik wel. Zie hier en hier voor mijn bijdrages aan de discussie tussen ons beiden. 

[7] De wetenschappelijke literatuur op dit gebied is gigantisch en groeit met de dag. Een recente bespreking ervan is te vinden in het boek Seeing myself van psychologe Susan Blackmore (Robinson Press, 2019). Ook cognitiewetenschapper Julien Musolino behandelt in The Soul Fallacy (Prometheus, 2015) wetenschappelijke verklaringen voor vermeende bovennatuurlijke ervaringen. 

[8] Dit onderzoek wordt o.a. besproken in de boeken van Blackmore en Musolino (zie vorige noot) en in de bundel The myth of an afterlife van Michael Martin en Keith Agustine (Rowman & Littlefield, 2015). 

[9] Onder andere door de onderzoeksgroep van Stanislas Dehaene, die een goede en toegankelijke inleiding schreef tot dit onderzoek: Consciousness and the Brain (Viking, 2014). Er zijn meer onderzoeksgroepen die zich hiermee bezighouden en de ontwikkelingen gaan razendsnel. 

[10] Monti, M. M., Vanhaudenhuyse, A., Coleman, M. R., Boly, M., Pickard, J. D., Tshibanda, L., ... & Laureys, S. (2010). Willful modulation of brain activity in disorders of consciousness. New England Journal of Medicine362(7), 579-589.

[11] Polák, M., & Marvan, T. (2018). Neural correlates of consciousness meet the theory of identity. Frontiers in psychology9, 1269.

[12] Zoals ik hier uitgebreid betoogd heb, zie ook mijn repliek aan Emanuel Rutten. Zie verder ook: Jylkkä, J., & Railo, H. (2019). Consciousness as a concrete physical phenomenon. Consciousness and cognition74, 102779.

     

Wie zijn er online?

We hebben 121 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Maarten 't HartMaarten 't Hart, Nederlandse bioloog en schrijver.

Citaat

If everything must have a cause, then God must have a cause. If there can be anything without a cause, it may just as well be the world as God, so that there cannot be any validity in that argument. It is exactly of the same nature as the Indian's view, that the world rested upon an elephant and the elephant rested upon a tortoise; and when they said, 'How about the tortoise?' the Indian said, 'Suppose we change the subject.' The argument is really no better than that.

~ Bertrand Russell