De afgelopen weken heb ik met creationist Nathan van Ree een discussie gevoerd over de vermeende grens tussen micro-evolutie en macro-evolutie. Dit was naar aanleiding van een van mijn vragen uit Vragen voor welwillende creationisten. Van Ree schreef daar een antwoord op, waarna op de Facebook-pagina van Logos een discussie tussen ons ontstond. Aangezien Facebook de reacties niet chronologisch plaatst en zo’n Facebook-discussie al snel onoverzichtelijk wordt, is Van Ree zo vriendelijk geweest om onze reacties op elkaar, per onderwerp onder elkaar te zetten, zodat een overzichtelijk geheel ontstaat. Ik ben hem hier dankbaar voor, des te meer aangezien Logos het opmerkelijke beleid heeft posts na een bepaalde tijd te wissen, inclusief alle (soms zeer uitgebreide) reacties daaronder. Door het overzicht van Van Ree blijven onze reactie nu overzichtelijk bestaan en is de moeite die we er beiden ingestoken hebben niet voor slechts korte tijd geweest. Van Ree gaf aan de discussie hierbij te willen laten. Dat wil ik ook doen, na een opmerking over de discussie zelf en een aantal inhoudelijk opmerkingen. 

De discussie zelf
Ik wil beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de moeite die Van Ree heeft gestoken in zijn reacties. Hij heeft de nodige wetenschappelijke literatuur gelezen en gaat daar serieus op in, al denk ik niet dat hij daarin altijd even goed slaagt. Mijn ervaring is dat het raadplegen van technische wetenschappelijke literatuur zeldzaam is voor creationisten, in ieder geval voor de Nederlandse (waar ik de meeste ervaring mee heb). Hierdoor kan een inhoudelijke discussie ontstaan, in plaats van moddergooien, waar online discussie helaas maar al te vaak in ontaarden. Zijn toon is daarnaast beschaafd en prettig, ondanks de grote inhoudelijke verschillen. Desalniettemin vrees ik dat de inhoudelijke verschillen lastig te beslechten zullen zijn omdat die vooral ontstaan door wetenschapsfilosofische verschillen die niet door nog meer wetenschappelijk bewijs (evidentie) te beslechten zijn, hoe overtuigend die evidentie redelijkerwijs ook is. Voordat ik daaraan toekom eerst nog iets over micro- en macro-evolutie, waar mijn vraag tenslotte over ging.

Micro- en macro-evolutie
In de evolutiebiologie is er een helder onderscheid tussen micro-evolutie en macro-evolutie, zoals te lezen is in de handboeken (zoals deze). Het eerste gaat om veranderingen binnen de (biologische) soort, het tweede om veranderingen boven soortniveau, zoals het ontstaan van mensen uit aapachtige voorouders of poten uit vinnen. Dit is nodig als al het leven een gemeenschappelijke afstamming heeft. In de biologie is dit een onomstreden feit omdat er bergen evidentie voor zijn, terwijl dat ook heel anders had kunnen zijn (zie de kopjes “Potential Falsification” onder de evidentie hier). 

Wél is er discussie in de wetenschap over de mechanismen achter deze veranderingen. Darwin zelf wist hier nog weinig over, maar dat veranderde met grote ontwikkelingen in de genetica in de 20e eeuw. De combinatie van Darwins inzichten en die genetica werd de moderne synthese genoemd. Sindsdien hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan: de genetica ontwikkelde zich door, analyses van complete genomen werden mogelijk (genomica) en er werd veel meer bekend over hoe genetische veranderingen leiden tot veranderingen in vorm en functie (ontwikkelingsbiologieevo-devo, zie ook dit boek). Ook wordt er gediscussieerd over de relevantie van fenomenen als evolvabilityepigeneticafenotypische plasticiteitnicheconstructie en selectie op meerdere niveaus (van gen tot groepen). Op grond hiervan menen sommige evolutiebiologen dat de moderne synthese uitgebreid moet worden tot een extended evolutionary synthesis. Er is ook discussie over of het dezelfde mechanismen zijn die voor micro- en macro-evolutie zorgen, maar geen van hen beweert dat er een harde grens is tussen micro en macro, laat staan een onoverbrugbare (zoals creationisten menen). Deze discussie binnen de (evolutie)biologie over de mechanismen die (macro-)evolutie veroorzaken, worden hier en hier uitgebreid besproken. Ongetwijfeld zullen er nog meer mechanismen ontdekt worden en zal de rol van al die mechanismen nog herzien gaan worden. Dit soort discussies zaaien echter geen twijfel over het feit van macro-evolutie omdat het over de verklaring van dat feit gaat. 

Creationisten maken ook een onderscheid tussen micro- en macro-evolutie. Ze menen dat het eerste wel mogelijk is, maar het tweede niet. Het probleem hiermee is evenwel dat zij geen duidelijke definities geven van deze begrippen, waardoor ze ook niet duidelijk kunnen aangeven waar de volgens hen onoverbrugbare kloof tussen micro en macro ligt. Van Ree stelt ook in zijn laatste reactie: “Waar het om gaat is dat nog nooit is aangetoond dat deze veranderingen leiden tot een ander type organisme.” (zijn cursivering). Ook hij geeft evenwel niet aan wanneer daarvan sprake zou zijn en hoe we dat kunnen weten. Zo kunnen de doelpalen verplaatst blijven worden! Omdat creationisten hoe dan ook menen dat de evolutie van vin naar poot of van poot naar vleugel onmogelijk is, heb ik dat een aantal keer gebruikt als voorbeeld van macro-evolutie. 

Ik heb gewezen op het feit dat deze overgangen niet alleen goed gedocumenteerd zijn in het fossielenbestand (waardoor we weten dat de overgang heeft plaatsgevonden), maar ook dat steeds meer bekend is geworden over hoe deze overgang heeft plaatsgevonden. Vooral de groep van Neil Shubin heeft veel werk verricht op dit gebied (voor een recente en toegankelijke inleiding, zie dit boek). Evolutiebiologe Gerdien de Jong heeft al eerder een prachtige uitleg gegeven over hoe steeds duidelijker wordt hoe de vleugels van vleermuizen uit voorpoten zijn ontstaan. Ook dat lijkt me duidelijk macro-evolutie. Dergelijke steeds gedetailleerdere uitwerkingen laten zien hoe macro-evolutionaire veranderingen optreden en dat de vermeende onoverbrugbare grens tussen micro en macro van de creationisten dus niet bestaat. Creationisten kunnen dan naar andere voorbeelden wijzen, zoals Van Ree ook doet (Verklaar de ‘Cambrische explosie’ maar eens!), maar daarbij gaan ze voorbij aan het feit dat het plausibel maken van één duidelijk macro-evolutionaire overgang al voldoende is om het creationistische onderscheid tussen micro en macro onhoudbaar te maken. 

Zullen dergelijke steeds verdergaande uitwerkingen macro-evolutionaire overgangen creationisten overtuigen? Nee. Dat ligt alleen niet aan een gebrek aan wetenschappelijk bewijs, maar aan de manier hoe daarmee omgegaan wordt. Creationisten hanteren namelijk niet de gangbare wetenschapsfilosofische uitgangspunten, maar veeleer uitgangspunten die lijken op die van een complotdenker. Daarop heeft wetenschappelijk bewijs helaas erg weinig effect.  

Wetenschapsfilosofische kwesties
Ik wil me in de rest van deze reflectie dan ook niet richten op nóg meer wetenschappelijk bewijs. Dat heb ik al voldoende gedaan in mijn eerdere reacties in de discussie en ik denk niet dat nog meer bewijs iets uit gaat maken. Dat komt doordat deze discussie tussen de gangbare wetenschap enerzijds en creationisme anderzijds in de kern geen wetenschappelijke discussie is waarbij de reguliere wetenschappelijke criteria normatief zijn, maar een wetenschapsfilosofische over de uitgangspunten van wat wetenschap is en redelijkerwijs kan aantonen. Laat mij dit op een aantal punten toelichten.  

Elke verklaring (hypothese, theorie) is namelijk ondergedetermineerd door de data (waarneming). Dit betekent dat je altijd een verklaring kunt vinden die bij de data past, hoe absurd, slecht onderbouwd of onwaarschijnlijk die verklaring ook is. Dit zie je ook heel duidelijk bij complotdenkers, zoals de 9/11 truth movement en nog recenter QAnon. Zij hebben een rotsvaste overtuiging die ze bevestigd zien door zeer selectief naar de data te kijken en door alle tegenstrijdige data ‘weg te verklaren’ met ad-hocverklaringen. Dit zijn verklaringen die alleen voor dit doel worden geopperd, zonder dat daar onafhankelijke, ondersteunende evidentie voor is. In de wetenschap sta je hiermee niet sterk, zeker niet als je verklaring hiervan aan elkaar hangt. 

Het wordt ook prachtig gedemonstreerd door platte-aarde-gelovigen: waarnemingen die wijzen op een ronde aarde zijn illusies, foto’s uit de ruimte zijn gefotoshopt en astronauten lichten de boel op. Hoezo bewijs voor een ronde aarde? Zo kun je altijd vast blijven houden aan je theorie, wat voor bewijs er ook gepresenteerd wordt. Iets vergelijkbaars doen creationisten. 

Dit blijk onder andere uit hoe ze omgaan met overgangsvormen, of (morfologische) tussenvormen, zoals fossielen die qua vorm tussen vin en poot in zitten. Waar creationisten vroeger nog ontkenden dat dergelijke fossielen er zijn, proberen ze deze fossielen nu weg te verklaren als ‘mozaïekvorm’ (ad hoc en bovendien ontoetsbaar) en erop te wijzen dat je nooit met zekerheid kunt zeggen dat er een evolutionaire relatie tussen die fossielen is (een onredelijk hoge eis). Waar ze geheel aan voorbij gaan, is dat de gevonden overgangsvormen bevestigingen zijn van concrete en toetsbare voorspellingen, terwijl dat ook niet zo had kunnen zijn (falsificatie). 

Hetzelfde geldt voor een belangrijke drijvende kracht achter evolutie: genduplicatie. Dit werd in de jaren 1970 verondersteld als belangrijke bron van nieuwe genetische informatie, hetgeen later door genoomonderzoek ook uitgebreid bevestigd is (zie ook hierhier en hier voor uitleg en voorbeelden in het Nederlands). Ondertussen zijn geduplicaties experimenteel waargenomen (zie de referenties in de discussie), wat de creationistische claim dat ze slechts het genoom kunnen ontwrichten aantoonbaar onjuist maakt. Ook al kun je niet alles onder je ogen zien gebeuren, je kunt wel voorspellen wat zou moeten blijken uit genoomanalyses, en dat wordt ook aangetroffen. Waar Van Ree slechts veronderstellingen ziet, zien evolutiebiologen toetsbare voorspellingen die uitkomen en aannames die gebaseerd zijn op goede evidentie, zoals je van goede wetenschap mag verwachten

Niets wat in het verleden heeft plaatsgevonden, kun je met absolute zekerheid bewijzen. Dit geldt ook voor de geschiedkunde en rechtspraak. Het gaat er dan om welk bewijs je wel en niet mag verwachten en of dat er (niet) is. Concrete, toetsbare voorspellingen dus die empirische toetsing moeten kunnen doorstaan, geen just so stories, zoals Van Ree en andere creationisten menen. Op die manier kun je reconstrueren wat er waarschijnlijk gebeurd moet zijn, ook al is niet elk detail ingevuld of met zekerheid te bewijzen. Dit is hoe rechercheurs en rechters werken en denken. Voor evolutiebiologen en andere wetenschappers die zich met het verleden bezighouden, is dat niet anders. 

Of neem het creationistische argument dat (anatomische, genetische, embryologische enz.) overeenkomsten niet wijzen op gemeenschappelijke afstamming, maar op gemeenschappelijk ontwerp. Ook dit is een claim die niet te toetsen is en waarmee elke waarneming verklaard kan worden. Dit is hierdoor geen wetenschappelijke verklaring, maar een geloof, en daar is geen wetenschappelijk bewijs tegen opgewassen. Ook voor overeenkomsten die op z’n minst vreemd zijn vanuit het creationistische gedachtegoed, zoals de anatomische, genetische en embryologische overeenkomsten tussen walvisachtigen en landdieren (zie ook dit boek of dit artikel), zijn ongetwijfeld een aantal ad-hocverklaringen te bedenken. Van Ree doet dit ook. Wat valt daar dan nog wetenschappelijk tegenin te brengen? Hij verwijst ook nog  naar wat YouTube-filmpjes, maar die bestaan uit een aaneenschakeling van onbegrip en onjuistheden (zie hier en hier) en gaan bovendien niet over de opmerkelijke overeenkomsten waar ik het over had.

Tegen (macro-)evolutie had daarentegen heel veel evidentie ingebracht kunnen worden. Toen Darwin zijn theorie opstelde, leek de aarde nog te jong, een probleem dat met latere dateertechnieken opgelost werd. Maar stel dat die dateertechnieken consistent op een aarde van een paar duizend jaar hadden gewezen? Dat zou een gigantisch probleem zijn voor macro-evolutie! Het had ook zo kunnen zijn dat er fossielen van alle grote groepen dieren – laten we zeggen families – in de oudste aardlagen werden gevonden, wat ook een groot probleem zou betekenen. Dergelijke fossielen worden echter niet gevonden, terwijl dat goed had gekund en nog steeds kan. De fossiele overgangsvormen die Darwin al voorspelde, werden daarentegen in grote mate gevonden én in de juiste aardlagen. Darwin wist ook niets van moderne genetica. Als verschillende groepen dieren verschillende soorten erfelijk materiaal hadden gehad, was gemeenschappelijke afstamming weerlegd. Ook als er geen mechanisme was geweest waardoor genetische informatie kan toenemen, was macro-evolutie onmogelijk, maar dat is er wel én uitgebreid gedocumenteerd. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van concrete, toetsbare voorspellingen die je op grond van evolutie kunt doen en juist bleken te zijn, terwijl dat niet had gehoeven. Dit is hoe goede wetenschap werkt. 

Waarnemingen moet altijd geïnterpreteerd worden en elke interpretatie is met voldoende kunst-en-vliegwerk vol te houden. Dit is een punt waar creationisten vaak op wijzen: het is slechts een kwestie van interpretatie, het hangt af van wat je aannames zijn. Ook complotdenkers gebruiken dit mantra. Dit lijkt te wijzen op een soort van (blind) geloof, wat bij creationisten inderdaad het geval is, zoals uit ook uit hun Statements of faith blijkt (zie o.a. hier). Ook lijkt de notie van interpretatie bij creationisten en andere complotdenkers eindeloos oprekbaar, zodat altijd de gewenste en vooraf al vaststaande conclusie mogelijk is. In de wetenschap werkt dat anders.

Het gaat er immers niet om of de data anders geïnterpreteerd kunnen worden (dat kan altijd), of dat een bepaalde verklaring uitgesloten kan worden (dat is vrijwel onmogelijk), maar wat de meest redelijke verklaring voor de data is. Het gaat er evenmin niet om óf bepaalde aannames gemaakt worden – er worden altijd aannames gemaakt – maar welke aannames redelijk zijn. Die redelijkheid wordt bepaald door of er voor de aanname of interpretatie evidentie is, of ze getoetst kunnen worden, of ze consistent zijn met andere betrouwbare kennis, of het niet om ad-hocverklaringen gaat, enz. Dit zijn gangbare wetenschapsfilosofische criteria die wetenschappers in alle disciplines toepassen. Macro-evolutie scoort op deze punten goed, creationisme niet.

Dit bleek ook weer uit mijn discussie met Van Ree. In een wetenschappelijke discussie kun je aangeven welke concrete evidentie je zou kunnen overtuigen van je ongelijk. Van Ree kan dat naar eigen zeggen niet: “vooralsnog kan ik geen reëel, concreet voorbeeld bedenken, gegeven wat er allemaal al bekend is.” Ook dit bewijst dus dat we geen wetenschappelijke discussie gevoerd hebben. 

Open vragen
Ook al wordt steeds meer opgehelderd en tot in detail uitgewerkt, open vragen zullen er altijd blijven. Dat is inherent aan wetenschap. Mag je daaruit concluderen dat naturalistische verklaringen tekortschieten en dat we zelfs naar bovennatuurlijke verklaringen moeten grijpen? Nee, dat wordt nergens in de wetenschap gedaan. Laat me dit illustreren aan de hand van twee voorbeelden uit mijn eigen vakgebied, de bewegingswetenschappen.

Lange tijd werd melkzuur aangevoerd als verklaring voor zowel spierpijn als vermoeidheid. In beide gevallen is deze verklaring nu verworpen. Voor beide fenomenen zijn nu andere verklaringen, en die worden steeds verder uitgewerkt. Betekent dit dat deze huidige verklaringen het laatste woord zijn? Dat alles nu tot in de kleinste details is uitgewerkt? Dat er geen open vragen meer zijn? Dat we dan maar bovennatuurlijke verklaringen moeten gaan overwegen? Het antwoord is vier keer ‘nee’. Het betekent dat we met complexe fenomenen te maken hebben waarover nog veel te leren valt. 

Of neem de vraag hoe beweging gecoördineerd wordt, wellicht dé heilige graal van de bewegingswetenschappen. Het is een ongelofelijk complex en veelzijdig probleem waar al meer dan een eeuw hard aan gewerkt wordt. De verschillende (fysiologische, anatomische, biomechanische, psychologische en neurologische) onderdelen van het vraagstuk worden steeds beter begrepen en een aantal theorieën proberen deze onderdelen op een abstract niveau bij elkaar te brengen tot een overkoepelende verklaring. Een volledig uitgewerkte verklaring die empirisch volledig onderbouwd en op alle punten getoetst is, is er echter nog niet. Veel vragen staan nog open en sommige problemen lijken buitengewoon lastig op te lossen. Een volledige verklaring zal er dan ook voorlopig niet komen, zeker niet gezien de complexiteit en veelzijdigheid van het vraagstuk. Dat is waar we na ruim een eeuw veel en goed onderzoek staan. Is dat erg? Natuurlijk niet! Is dat een reden om de naturalistische zoektocht op te geven en hulp van boven te vragen? Evenmin. Het betekent ook hier dat wetenschappers nog veel werk te doen hebben. Dit is hoe wetenschap werkt. 

Toch vragen creationisten wél een antwoord op alle vragen over evolutie. Bij elk antwoord wordt om nóg meer detail gevraagd, of er wordt overgegaan naar een andere vraag, het liefst een vraag waar nog weinig onderzoek naar gedaan is, of een vraag waar door de aard van de vraag weinig over bekend is (zoals genetische eigenschappen van precambrische dieren). Als er dan geen volledig uitgewerkt antwoord komt, concludeert de creationist trots dat er geen naturalistische verklaring is. Dit werd ook weer gedemonstreerd in de discussie met Van Ree. 

Zo wordt steeds duidelijker hoe grote evolutionaire veranderingen ontstaan door aanpassingen in genregulerende netwerken. De creationist verplaatst dan de discussie naar hoe die netwerken zelf ontstaan zijn, waar nog minder over bekend is. Wordt een bepaalde evolutionaire overgang steeds beter bekend uit het fossielenbestand (zoals die van vin naar poot)? Dan verlegt de creationist de aandacht naar waar de cambrische dieren vandaan komen, waar nog minder over bekend is. Dit ‘spel’ kan de creationist eindeloos blijven spelen, want er zullen altijd gaten in onze kennis blijven. De conclusie die de creationist hieruit trekt, namelijk dat dit een (groot) probleem is voor de evolutiebioloog, is evenwel nog even ongeldig (argumentum ad ignorantiam). 

Bij complotdenkers zie je dezelfde manier van redeneren: in elk gat in de gangbare verklaring zien ze een bewijs voor hun eigen gelijk. Ook is een redeneervergelijking te trekken met mensen die geloven dat de Egyptenaren nooit op eigen kracht de piramides gebouwd kunnen hebben en dat ze dus hulp van buitenaardse wezens gehad moeten hebben. Ongetwijfeld hebben egyptologen nog geen antwoord op alle vragen, maar daaruit volgt niet dat die antwoorden er niet zijn, en al helemaal niet dat dus aliens ingegrepen hebben. Ook over aardbevingen weten we nog niet alles. Betekent dit dan dat we toch een rol voor de god Poseidon maar moeten overwegen? 

Open vragen zullen er altijd blijven in de wetenschap, en elk antwoord roept weer nieuwe vragen op. Hieruit kun en mag je niets anders concluderen dan dat we een hoop gewoon niet weten. Dat drijft nieuwe wetenschap. Op onwetendheid kun je geen argument baseren, zoals (intelligent design) creationisten doen.  

Vermeende onherleidbare complexiteit
Aan het einde van de discussie lijkt Van Ree, in navolging van Michael Behe (een aanhanger van intelligent design, geen jong-aarde-creationist als Van Ree) toch met een toetsbare voorspelling te komen:

In zijn boek geeft Behe zelf een manier waarop IC wél gefalsificeerd zou kunnen worden:

“To falsify design theory a scientist need only experimentally demonstrate that a bacterial flagellum, or any other comparably complex system, could arise by natural selection.” (p. 49-50) Het feit dat in geen enkele kritiek op IC van iets dergelijks sprake is, toont aan dat een dergelijke verklaring niet gegeven kan worden.

Blijkbaar verwachten Behe en Van Ree dat iets complex als een bacterieel zweepstaartje, dat waarschijnlijk het product is van miljoenen jaren evolutie ergens aan het begin van de Tree of Life (en daarmee lastig te reconstrueren), ‘even’ onder onze ogen experimenteel kan ontstaan. Pas dan zou Behe’s idee van ‘onherleidbare complexiteit’ (irreducible complexity, IC) weerlegd zijn. Iemand die ook maar iets snapt van hoe evolutie werkt, ziet meteen wat een absurde en onredelijke eis dit is. Behe komt daarmee met een potentiële weerlegging die zo onrealistisch is dat het feitelijk helemaal niet te weerleggen valt, een schijnvoorstelling dus. Ik kan me overigens bijna niet voorstellen dat Behe dit zelf niet ook inziet. Behe komt graag met moleculaire voorbeelden die onherleidbaar complex zouden zijn omdat die niet fossiliseren en hun evolutionaire geschiedenis dus lastiger te achterhalen is. Voor anatomische structuren die volgens dezelfde definitie onherleidbaar complex zouden moeten zijn, zoals de vleugels van vogels om mee te vliegen, geldt dit niet (er zijn veel fossielen bekend) en daar hoor je Behe dan ook niet over (zie hoofdstuk 5 uit dit boek).

Absurd hoge eisen stellen en met onmogelijke potentiële weerleggingen komen, is overigens ook een tactiek van complotdenkers (‘Bewijs maar dat het vaccin 100% veilig is!’). En zelfs áls de evolutie van het zweepstaartje zeer aannemelijk gemaakt zou worden (een goede start daarvan is al een tijd geleden gemaakt, zie ook hier), dan heeft Behe altijd nog de uitweg om gewoon een ander voorbeeld te kiezen waar nog weinig over bekend is. De biologische wereld is groot genoeg om dit ‘spelletje’ eindeloos door te kunnen spelen. Met wetenschap heeft dit evenwel niets te maken. 

Tot slot
Tot slot vraag Van Ree zich af: 

“Waarom Bart Klink tenslotte hoopt dat ik ook nog eens op het punt kom dat ik “tot inkeer [kom] en uiteindelijk de bewijzen niet meer [kan] negeren of ‘wegverklaren’” weet ik niet zo goed. Wat heeft iemand daaraan? Het gaat hier niet om een wedstrijd die gewonnen moet worden of ‘zieltjes’ die gewonnen moeten worden voor ‘het atheïsme’, lijkt me.”

Mijn voornaamste antwoord is dat ik als docent, wetenschapper en mens hoop dat iedereen een zo goed mogelijk beeld van de werkelijkheid heeft. De werkelijkheid is te mooi, groots, en fascinerend om dat iemand te onthouden of te ontnemen, zoals fundamentalistische geloofsovertuigingen (kunnen) doen. Daarnaast denk ik dat twijfel, openstaan voor je eigen ongelijk en je laten leiden door het meest overtuigende bewijs fundamentele en zeer belangrijke epistemologische (kentheoretische) waarden zijn. Dit is ook wat ik mijn studenten bijbreng als zodanig en wat ik van groot maatschappelijke belang acht, op elk gebied. 

Creationisme is het antoniem hiervan: met een Statement of faith worden vooraf onbetwijfelbare waarheden vastgesteld waar geen enkele evidentie verandering in kan brengen. Dit is een fundamenteel anti-wetenschappelijke houding, daar niets in de wetenschap boven twijfel verheven mag zijn en de evidentie gevolgd moet kunnen worden, waarheen dat ook moge leiden. 

Nu weet ik dat het in de praktijk niet zo werkt. Mensen staan niet zo open en zijn niet zo redelijk als ik graag zou willen zien. Aan de andere kant zijn ook creationisten niet zo ongevoelig voor twijfel en hun eigen ongelijk als ze zelf beweren in hun Statements of faith. Een gesprek of discussie kan zaadjes van twijfel zaaien, en die kunnen uitgroeien tot een herziening van overtuigingen, zelfs rotsvaste en fundamentele overtuigingen. Ik ken daar ondertussen genoeg voorbeelden van. 

Dat is ook de reden waarom ik discussies blijf voeren en mensen wetenschap blijf uitleggen, niet alleen bij creationisten, maar zeker ook nu bij mensen die tegen vaccinatie zijn, de ernst van de coronapandemie loochenen of zelfs ontkennen dat het virus bestaat. Het gaat mij dus niet om ‘zieltjes te winnen voor het atheïsme’ (ik heb niets tegen gelovigen waar ik geen last van heb), maar om mensen een zo’n goed mogelijk beeld van de werkelijkheid en epistemologische deugden bij te brengen. Dat hoop, wil en doe ik als docent, wetenschapper en mens. 

 

Wie zijn er online?

We hebben 30 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Sam HarrisSam Harris, essayist, schrijver, filosoof en neurowetenschapper.

Citaat

I don't think God is an explanation at all. It's simply redescribing the problem.

~ Richard Dawkins

De afgelopen weken heb ik met creationist Nathan van Ree een discussie gevoerd over de vermeende grens tussen micro-evolutie en macro-evolutie. Dit was naar aanleiding van een van mijn vragen uit Vragen voor welwillende creationisten. Van Ree schreef daar een antwoord op, waarna op de Facebook-pagina van Logos een discussie tussen ons ontstond. Aangezien Facebook de reacties niet chronologisch plaatst en zo’n Facebook-discussie al snel onoverzichtelijk wordt, is Van Ree zo vriendelijk geweest om onze reacties op elkaar, per onderwerp onder elkaar te zetten, zodat een overzichtelijk geheel ontstaat. Ik ben hem hier dankbaar voor, des te meer aangezien Logos het opmerkelijke beleid heeft posts na een bepaalde tijd te wissen, inclusief alle (soms zeer uitgebreide) reacties daaronder. Door het overzicht van Van Ree blijven onze reactie nu overzichtelijk bestaan en is de moeite die we er beiden ingestoken hebben niet voor slechts korte tijd geweest. Van Ree gaf aan de discussie hierbij te willen laten. Dat wil ik ook doen, na een opmerking over de discussie zelf en een aantal inhoudelijk opmerkingen. 

De discussie zelf
Ik wil beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de moeite die Van Ree heeft gestoken in zijn reacties. Hij heeft de nodige wetenschappelijke literatuur gelezen en gaat daar serieus op in, al denk ik niet dat hij daarin altijd even goed slaagt. Mijn ervaring is dat het raadplegen van technische wetenschappelijke literatuur zeldzaam is voor creationisten, in ieder geval voor de Nederlandse (waar ik de meeste ervaring mee heb). Hierdoor kan een inhoudelijke discussie ontstaan, in plaats van moddergooien, waar online discussie helaas maar al te vaak in ontaarden. Zijn toon is daarnaast beschaafd en prettig, ondanks de grote inhoudelijke verschillen. Desalniettemin vrees ik dat de inhoudelijke verschillen lastig te beslechten zullen zijn omdat die vooral ontstaan door wetenschapsfilosofische verschillen die niet door nog meer wetenschappelijk bewijs (evidentie) te beslechten zijn, hoe overtuigend die evidentie redelijkerwijs ook is. Voordat ik daaraan toekom eerst nog iets over micro- en macro-evolutie, waar mijn vraag tenslotte over ging.

Micro- en macro-evolutie
In de evolutiebiologie is er een helder onderscheid tussen micro-evolutie en macro-evolutie, zoals te lezen is in de handboeken (zoals deze). Het eerste gaat om veranderingen binnen de (biologische) soort, het tweede om veranderingen boven soortniveau, zoals het ontstaan van mensen uit aapachtige voorouders of poten uit vinnen. Dit is nodig als al het leven een gemeenschappelijke afstamming heeft. In de biologie is dit een onomstreden feit omdat er bergen evidentie voor zijn, terwijl dat ook heel anders had kunnen zijn (zie de kopjes “Potential Falsification” onder de evidentie hier). 

Wél is er discussie in de wetenschap over de mechanismen achter deze veranderingen. Darwin zelf wist hier nog weinig over, maar dat veranderde met grote ontwikkelingen in de genetica in de 20e eeuw. De combinatie van Darwins inzichten en die genetica werd de moderne synthese genoemd. Sindsdien hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan: de genetica ontwikkelde zich door, analyses van complete genomen werden mogelijk (genomica) en er werd veel meer bekend over hoe genetische veranderingen leiden tot veranderingen in vorm en functie (ontwikkelingsbiologieevo-devo, zie ook dit boek). Ook wordt er gediscussieerd over de relevantie van fenomenen als evolvabilityepigeneticafenotypische plasticiteitnicheconstructie en selectie op meerdere niveaus (van gen tot groepen). Op grond hiervan menen sommige evolutiebiologen dat de moderne synthese uitgebreid moet worden tot een extended evolutionary synthesis. Er is ook discussie over of het dezelfde mechanismen zijn die voor micro- en macro-evolutie zorgen, maar geen van hen beweert dat er een harde grens is tussen micro en macro, laat staan een onoverbrugbare (zoals creationisten menen). Deze discussie binnen de (evolutie)biologie over de mechanismen die (macro-)evolutie veroorzaken, worden hier en hier uitgebreid besproken. Ongetwijfeld zullen er nog meer mechanismen ontdekt worden en zal de rol van al die mechanismen nog herzien gaan worden. Dit soort discussies zaaien echter geen twijfel over het feit van macro-evolutie omdat het over de verklaring van dat feit gaat. 

Creationisten maken ook een onderscheid tussen micro- en macro-evolutie. Ze menen dat het eerste wel mogelijk is, maar het tweede niet. Het probleem hiermee is evenwel dat zij geen duidelijke definities geven van deze begrippen, waardoor ze ook niet duidelijk kunnen aangeven waar de volgens hen onoverbrugbare kloof tussen micro en macro ligt. Van Ree stelt ook in zijn laatste reactie: “Waar het om gaat is dat nog nooit is aangetoond dat deze veranderingen leiden tot een ander type organisme.” (zijn cursivering). Ook hij geeft evenwel niet aan wanneer daarvan sprake zou zijn en hoe we dat kunnen weten. Zo kunnen de doelpalen verplaatst blijven worden! Omdat creationisten hoe dan ook menen dat de evolutie van vin naar poot of van poot naar vleugel onmogelijk is, heb ik dat een aantal keer gebruikt als voorbeeld van macro-evolutie. 

Ik heb gewezen op het feit dat deze overgangen niet alleen goed gedocumenteerd zijn in het fossielenbestand (waardoor we weten dat de overgang heeft plaatsgevonden), maar ook dat steeds meer bekend is geworden over hoe deze overgang heeft plaatsgevonden. Vooral de groep van Neil Shubin heeft veel werk verricht op dit gebied (voor een recente en toegankelijke inleiding, zie dit boek). Evolutiebiologe Gerdien de Jong heeft al eerder een prachtige uitleg gegeven over hoe steeds duidelijker wordt hoe de vleugels van vleermuizen uit voorpoten zijn ontstaan. Ook dat lijkt me duidelijk macro-evolutie. Dergelijke steeds gedetailleerdere uitwerkingen laten zien hoe macro-evolutionaire veranderingen optreden en dat de vermeende onoverbrugbare grens tussen micro en macro van de creationisten dus niet bestaat. Creationisten kunnen dan naar andere voorbeelden wijzen, zoals Van Ree ook doet (Verklaar de ‘Cambrische explosie’ maar eens!), maar daarbij gaan ze voorbij aan het feit dat het plausibel maken van één duidelijk macro-evolutionaire overgang al voldoende is om het creationistische onderscheid tussen micro en macro onhoudbaar te maken. 

Zullen dergelijke steeds verdergaande uitwerkingen macro-evolutionaire overgangen creationisten overtuigen? Nee. Dat ligt alleen niet aan een gebrek aan wetenschappelijk bewijs, maar aan de manier hoe daarmee omgegaan wordt. Creationisten hanteren namelijk niet de gangbare wetenschapsfilosofische uitgangspunten, maar veeleer uitgangspunten die lijken op die van een complotdenker. Daarop heeft wetenschappelijk bewijs helaas erg weinig effect.  

Wetenschapsfilosofische kwesties
Ik wil me in de rest van deze reflectie dan ook niet richten op nóg meer wetenschappelijk bewijs. Dat heb ik al voldoende gedaan in mijn eerdere reacties in de discussie en ik denk niet dat nog meer bewijs iets uit gaat maken. Dat komt doordat deze discussie tussen de gangbare wetenschap enerzijds en creationisme anderzijds in de kern geen wetenschappelijke discussie is waarbij de reguliere wetenschappelijke criteria normatief zijn, maar een wetenschapsfilosofische over de uitgangspunten van wat wetenschap is en redelijkerwijs kan aantonen. Laat mij dit op een aantal punten toelichten.  

Elke verklaring (hypothese, theorie) is namelijk ondergedetermineerd door de data (waarneming). Dit betekent dat je altijd een verklaring kunt vinden die bij de data past, hoe absurd, slecht onderbouwd of onwaarschijnlijk die verklaring ook is. Dit zie je ook heel duidelijk bij complotdenkers, zoals de 9/11 truth movement en nog recenter QAnon. Zij hebben een rotsvaste overtuiging die ze bevestigd zien door zeer selectief naar de data te kijken en door alle tegenstrijdige data ‘weg te verklaren’ met ad-hocverklaringen. Dit zijn verklaringen die alleen voor dit doel worden geopperd, zonder dat daar onafhankelijke, ondersteunende evidentie voor is. In de wetenschap sta je hiermee niet sterk, zeker niet als je verklaring hiervan aan elkaar hangt. 

Het wordt ook prachtig gedemonstreerd door platte-aarde-gelovigen: waarnemingen die wijzen op een ronde aarde zijn illusies, foto’s uit de ruimte zijn gefotoshopt en astronauten lichten de boel op. Hoezo bewijs voor een ronde aarde? Zo kun je altijd vast blijven houden aan je theorie, wat voor bewijs er ook gepresenteerd wordt. Iets vergelijkbaars doen creationisten. 

Dit blijk onder andere uit hoe ze omgaan met overgangsvormen, of (morfologische) tussenvormen, zoals fossielen die qua vorm tussen vin en poot in zitten. Waar creationisten vroeger nog ontkenden dat dergelijke fossielen er zijn, proberen ze deze fossielen nu weg te verklaren als ‘mozaïekvorm’ (ad hoc en bovendien ontoetsbaar) en erop te wijzen dat je nooit met zekerheid kunt zeggen dat er een evolutionaire relatie tussen die fossielen is (een onredelijk hoge eis). Waar ze geheel aan voorbij gaan, is dat de gevonden overgangsvormen bevestigingen zijn van concrete en toetsbare voorspellingen, terwijl dat ook niet zo had kunnen zijn (falsificatie). 

Hetzelfde geldt voor een belangrijke drijvende kracht achter evolutie: genduplicatie. Dit werd in de jaren 1970 verondersteld als belangrijke bron van nieuwe genetische informatie, hetgeen later door genoomonderzoek ook uitgebreid bevestigd is (zie ook hierhier en hier voor uitleg en voorbeelden in het Nederlands). Ondertussen zijn geduplicaties experimenteel waargenomen (zie de referenties in de discussie), wat de creationistische claim dat ze slechts het genoom kunnen ontwrichten aantoonbaar onjuist maakt. Ook al kun je niet alles onder je ogen zien gebeuren, je kunt wel voorspellen wat zou moeten blijken uit genoomanalyses, en dat wordt ook aangetroffen. Waar Van Ree slechts veronderstellingen ziet, zien evolutiebiologen toetsbare voorspellingen die uitkomen en aannames die gebaseerd zijn op goede evidentie, zoals je van goede wetenschap mag verwachten

Niets wat in het verleden heeft plaatsgevonden, kun je met absolute zekerheid bewijzen. Dit geldt ook voor de geschiedkunde en rechtspraak. Het gaat er dan om welk bewijs je wel en niet mag verwachten en of dat er (niet) is. Concrete, toetsbare voorspellingen dus die empirische toetsing moeten kunnen doorstaan, geen just so stories, zoals Van Ree en andere creationisten menen. Op die manier kun je reconstrueren wat er waarschijnlijk gebeurd moet zijn, ook al is niet elk detail ingevuld of met zekerheid te bewijzen. Dit is hoe rechercheurs en rechters werken en denken. Voor evolutiebiologen en andere wetenschappers die zich met het verleden bezighouden, is dat niet anders. 

Of neem het creationistische argument dat (anatomische, genetische, embryologische enz.) overeenkomsten niet wijzen op gemeenschappelijke afstamming, maar op gemeenschappelijk ontwerp. Ook dit is een claim die niet te toetsen is en waarmee elke waarneming verklaard kan worden. Dit is hierdoor geen wetenschappelijke verklaring, maar een geloof, en daar is geen wetenschappelijk bewijs tegen opgewassen. Ook voor overeenkomsten die op z’n minst vreemd zijn vanuit het creationistische gedachtegoed, zoals de anatomische, genetische en embryologische overeenkomsten tussen walvisachtigen en landdieren (zie ook dit boek of dit artikel), zijn ongetwijfeld een aantal ad-hocverklaringen te bedenken. Van Ree doet dit ook. Wat valt daar dan nog wetenschappelijk tegenin te brengen? Hij verwijst ook nog  naar wat YouTube-filmpjes, maar die bestaan uit een aaneenschakeling van onbegrip en onjuistheden (zie hier en hier) en gaan bovendien niet over de opmerkelijke overeenkomsten waar ik het over had.

Tegen (macro-)evolutie had daarentegen heel veel evidentie ingebracht kunnen worden. Toen Darwin zijn theorie opstelde, leek de aarde nog te jong, een probleem dat met latere dateertechnieken opgelost werd. Maar stel dat die dateertechnieken consistent op een aarde van een paar duizend jaar hadden gewezen? Dat zou een gigantisch probleem zijn voor macro-evolutie! Het had ook zo kunnen zijn dat er fossielen van alle grote groepen dieren – laten we zeggen families – in de oudste aardlagen werden gevonden, wat ook een groot probleem zou betekenen. Dergelijke fossielen worden echter niet gevonden, terwijl dat goed had gekund en nog steeds kan. De fossiele overgangsvormen die Darwin al voorspelde, werden daarentegen in grote mate gevonden én in de juiste aardlagen. Darwin wist ook niets van moderne genetica. Als verschillende groepen dieren verschillende soorten erfelijk materiaal hadden gehad, was gemeenschappelijke afstamming weerlegd. Ook als er geen mechanisme was geweest waardoor genetische informatie kan toenemen, was macro-evolutie onmogelijk, maar dat is er wel én uitgebreid gedocumenteerd. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van concrete, toetsbare voorspellingen die je op grond van evolutie kunt doen en juist bleken te zijn, terwijl dat niet had gehoeven. Dit is hoe goede wetenschap werkt. 

Waarnemingen moet altijd geïnterpreteerd worden en elke interpretatie is met voldoende kunst-en-vliegwerk vol te houden. Dit is een punt waar creationisten vaak op wijzen: het is slechts een kwestie van interpretatie, het hangt af van wat je aannames zijn. Ook complotdenkers gebruiken dit mantra. Dit lijkt te wijzen op een soort van (blind) geloof, wat bij creationisten inderdaad het geval is, zoals uit ook uit hun Statements of faith blijkt (zie o.a. hier). Ook lijkt de notie van interpretatie bij creationisten en andere complotdenkers eindeloos oprekbaar, zodat altijd de gewenste en vooraf al vaststaande conclusie mogelijk is. In de wetenschap werkt dat anders.

Het gaat er immers niet om of de data anders geïnterpreteerd kunnen worden (dat kan altijd), of dat een bepaalde verklaring uitgesloten kan worden (dat is vrijwel onmogelijk), maar wat de meest redelijke verklaring voor de data is. Het gaat er evenmin niet om óf bepaalde aannames gemaakt worden – er worden altijd aannames gemaakt – maar welke aannames redelijk zijn. Die redelijkheid wordt bepaald door of er voor de aanname of interpretatie evidentie is, of ze getoetst kunnen worden, of ze consistent zijn met andere betrouwbare kennis, of het niet om ad-hocverklaringen gaat, enz. Dit zijn gangbare wetenschapsfilosofische criteria die wetenschappers in alle disciplines toepassen. Macro-evolutie scoort op deze punten goed, creationisme niet.

Dit bleek ook weer uit mijn discussie met Van Ree. In een wetenschappelijke discussie kun je aangeven welke concrete evidentie je zou kunnen overtuigen van je ongelijk. Van Ree kan dat naar eigen zeggen niet: “vooralsnog kan ik geen reëel, concreet voorbeeld bedenken, gegeven wat er allemaal al bekend is.” Ook dit bewijst dus dat we geen wetenschappelijke discussie gevoerd hebben. 

Open vragen
Ook al wordt steeds meer opgehelderd en tot in detail uitgewerkt, open vragen zullen er altijd blijven. Dat is inherent aan wetenschap. Mag je daaruit concluderen dat naturalistische verklaringen tekortschieten en dat we zelfs naar bovennatuurlijke verklaringen moeten grijpen? Nee, dat wordt nergens in de wetenschap gedaan. Laat me dit illustreren aan de hand van twee voorbeelden uit mijn eigen vakgebied, de bewegingswetenschappen.

Lange tijd werd melkzuur aangevoerd als verklaring voor zowel spierpijn als vermoeidheid. In beide gevallen is deze verklaring nu verworpen. Voor beide fenomenen zijn nu andere verklaringen, en die worden steeds verder uitgewerkt. Betekent dit dat deze huidige verklaringen het laatste woord zijn? Dat alles nu tot in de kleinste details is uitgewerkt? Dat er geen open vragen meer zijn? Dat we dan maar bovennatuurlijke verklaringen moeten gaan overwegen? Het antwoord is vier keer ‘nee’. Het betekent dat we met complexe fenomenen te maken hebben waarover nog veel te leren valt. 

Of neem de vraag hoe beweging gecoördineerd wordt, wellicht dé heilige graal van de bewegingswetenschappen. Het is een ongelofelijk complex en veelzijdig probleem waar al meer dan een eeuw hard aan gewerkt wordt. De verschillende (fysiologische, anatomische, biomechanische, psychologische en neurologische) onderdelen van het vraagstuk worden steeds beter begrepen en een aantal theorieën proberen deze onderdelen op een abstract niveau bij elkaar te brengen tot een overkoepelende verklaring. Een volledig uitgewerkte verklaring die empirisch volledig onderbouwd en op alle punten getoetst is, is er echter nog niet. Veel vragen staan nog open en sommige problemen lijken buitengewoon lastig op te lossen. Een volledige verklaring zal er dan ook voorlopig niet komen, zeker niet gezien de complexiteit en veelzijdigheid van het vraagstuk. Dat is waar we na ruim een eeuw veel en goed onderzoek staan. Is dat erg? Natuurlijk niet! Is dat een reden om de naturalistische zoektocht op te geven en hulp van boven te vragen? Evenmin. Het betekent ook hier dat wetenschappers nog veel werk te doen hebben. Dit is hoe wetenschap werkt. 

Toch vragen creationisten wél een antwoord op alle vragen over evolutie. Bij elk antwoord wordt om nóg meer detail gevraagd, of er wordt overgegaan naar een andere vraag, het liefst een vraag waar nog weinig onderzoek naar gedaan is, of een vraag waar door de aard van de vraag weinig over bekend is (zoals genetische eigenschappen van precambrische dieren). Als er dan geen volledig uitgewerkt antwoord komt, concludeert de creationist trots dat er geen naturalistische verklaring is. Dit werd ook weer gedemonstreerd in de discussie met Van Ree. 

Zo wordt steeds duidelijker hoe grote evolutionaire veranderingen ontstaan door aanpassingen in genregulerende netwerken. De creationist verplaatst dan de discussie naar hoe die netwerken zelf ontstaan zijn, waar nog minder over bekend is. Wordt een bepaalde evolutionaire overgang steeds beter bekend uit het fossielenbestand (zoals die van vin naar poot)? Dan verlegt de creationist de aandacht naar waar de cambrische dieren vandaan komen, waar nog minder over bekend is. Dit ‘spel’ kan de creationist eindeloos blijven spelen, want er zullen altijd gaten in onze kennis blijven. De conclusie die de creationist hieruit trekt, namelijk dat dit een (groot) probleem is voor de evolutiebioloog, is evenwel nog even ongeldig (argumentum ad ignorantiam). 

Bij complotdenkers zie je dezelfde manier van redeneren: in elk gat in de gangbare verklaring zien ze een bewijs voor hun eigen gelijk. Ook is een redeneervergelijking te trekken met mensen die geloven dat de Egyptenaren nooit op eigen kracht de piramides gebouwd kunnen hebben en dat ze dus hulp van buitenaardse wezens gehad moeten hebben. Ongetwijfeld hebben egyptologen nog geen antwoord op alle vragen, maar daaruit volgt niet dat die antwoorden er niet zijn, en al helemaal niet dat dus aliens ingegrepen hebben. Ook over aardbevingen weten we nog niet alles. Betekent dit dan dat we toch een rol voor de god Poseidon maar moeten overwegen? 

Open vragen zullen er altijd blijven in de wetenschap, en elk antwoord roept weer nieuwe vragen op. Hieruit kun en mag je niets anders concluderen dan dat we een hoop gewoon niet weten. Dat drijft nieuwe wetenschap. Op onwetendheid kun je geen argument baseren, zoals (intelligent design) creationisten doen.  

Vermeende onherleidbare complexiteit
Aan het einde van de discussie lijkt Van Ree, in navolging van Michael Behe (een aanhanger van intelligent design, geen jong-aarde-creationist als Van Ree) toch met een toetsbare voorspelling te komen:

In zijn boek geeft Behe zelf een manier waarop IC wél gefalsificeerd zou kunnen worden:

“To falsify design theory a scientist need only experimentally demonstrate that a bacterial flagellum, or any other comparably complex system, could arise by natural selection.” (p. 49-50) Het feit dat in geen enkele kritiek op IC van iets dergelijks sprake is, toont aan dat een dergelijke verklaring niet gegeven kan worden.

Blijkbaar verwachten Behe en Van Ree dat iets complex als een bacterieel zweepstaartje, dat waarschijnlijk het product is van miljoenen jaren evolutie ergens aan het begin van de Tree of Life (en daarmee lastig te reconstrueren), ‘even’ onder onze ogen experimenteel kan ontstaan. Pas dan zou Behe’s idee van ‘onherleidbare complexiteit’ (irreducible complexity, IC) weerlegd zijn. Iemand die ook maar iets snapt van hoe evolutie werkt, ziet meteen wat een absurde en onredelijke eis dit is. Behe komt daarmee met een potentiële weerlegging die zo onrealistisch is dat het feitelijk helemaal niet te weerleggen valt, een schijnvoorstelling dus. Ik kan me overigens bijna niet voorstellen dat Behe dit zelf niet ook inziet. Behe komt graag met moleculaire voorbeelden die onherleidbaar complex zouden zijn omdat die niet fossiliseren en hun evolutionaire geschiedenis dus lastiger te achterhalen is. Voor anatomische structuren die volgens dezelfde definitie onherleidbaar complex zouden moeten zijn, zoals de vleugels van vogels om mee te vliegen, geldt dit niet (er zijn veel fossielen bekend) en daar hoor je Behe dan ook niet over (zie hoofdstuk 5 uit dit boek).

Absurd hoge eisen stellen en met onmogelijke potentiële weerleggingen komen, is overigens ook een tactiek van complotdenkers (‘Bewijs maar dat het vaccin 100% veilig is!’). En zelfs áls de evolutie van het zweepstaartje zeer aannemelijk gemaakt zou worden (een goede start daarvan is al een tijd geleden gemaakt, zie ook hier), dan heeft Behe altijd nog de uitweg om gewoon een ander voorbeeld te kiezen waar nog weinig over bekend is. De biologische wereld is groot genoeg om dit ‘spelletje’ eindeloos door te kunnen spelen. Met wetenschap heeft dit evenwel niets te maken. 

Tot slot
Tot slot vraag Van Ree zich af: 

“Waarom Bart Klink tenslotte hoopt dat ik ook nog eens op het punt kom dat ik “tot inkeer [kom] en uiteindelijk de bewijzen niet meer [kan] negeren of ‘wegverklaren’” weet ik niet zo goed. Wat heeft iemand daaraan? Het gaat hier niet om een wedstrijd die gewonnen moet worden of ‘zieltjes’ die gewonnen moeten worden voor ‘het atheïsme’, lijkt me.”

Mijn voornaamste antwoord is dat ik als docent, wetenschapper en mens hoop dat iedereen een zo goed mogelijk beeld van de werkelijkheid heeft. De werkelijkheid is te mooi, groots, en fascinerend om dat iemand te onthouden of te ontnemen, zoals fundamentalistische geloofsovertuigingen (kunnen) doen. Daarnaast denk ik dat twijfel, openstaan voor je eigen ongelijk en je laten leiden door het meest overtuigende bewijs fundamentele en zeer belangrijke epistemologische (kentheoretische) waarden zijn. Dit is ook wat ik mijn studenten bijbreng als zodanig en wat ik van groot maatschappelijke belang acht, op elk gebied. 

Creationisme is het antoniem hiervan: met een Statement of faith worden vooraf onbetwijfelbare waarheden vastgesteld waar geen enkele evidentie verandering in kan brengen. Dit is een fundamenteel anti-wetenschappelijke houding, daar niets in de wetenschap boven twijfel verheven mag zijn en de evidentie gevolgd moet kunnen worden, waarheen dat ook moge leiden. 

Nu weet ik dat het in de praktijk niet zo werkt. Mensen staan niet zo open en zijn niet zo redelijk als ik graag zou willen zien. Aan de andere kant zijn ook creationisten niet zo ongevoelig voor twijfel en hun eigen ongelijk als ze zelf beweren in hun Statements of faith. Een gesprek of discussie kan zaadjes van twijfel zaaien, en die kunnen uitgroeien tot een herziening van overtuigingen, zelfs rotsvaste en fundamentele overtuigingen. Ik ken daar ondertussen genoeg voorbeelden van. 

Dat is ook de reden waarom ik discussies blijf voeren en mensen wetenschap blijf uitleggen, niet alleen bij creationisten, maar zeker ook nu bij mensen die tegen vaccinatie zijn, de ernst van de coronapandemie loochenen of zelfs ontkennen dat het virus bestaat. Het gaat mij dus niet om ‘zieltjes te winnen voor het atheïsme’ (ik heb niets tegen gelovigen waar ik geen last van heb), maar om mensen een zo’n goed mogelijk beeld van de werkelijkheid en epistemologische deugden bij te brengen. Dat hoop, wil en doe ik als docent, wetenschapper en mens. 

Wie zijn er online?

We hebben 30 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Sam HarrisSam Harris, essayist, schrijver, filosoof en neurowetenschapper.

Citaat

I don't think God is an explanation at all. It's simply redescribing the problem.

~ Richard Dawkins