Jan Riemersma betoogt in zijn artikel "Het is onmogelijk om aan te tonen dat God niet bestaat", zoals de titel reeds suggereert, dat de atheïst zijn kaarten overspeelt. Ter verdediging hiervan voert hij een interessant argument aan: door onze evolutionaire ontstaansgeschiedenis zijn wij epistemologisch beperkt: "Het verstand van de mens is gefabriceerd om te kunnen overleven in bepaalde omstandigheden, niet om de waarheid omtrent de gehele werkelijkheid te achterhalen". De atheïst spreekt dan ook voor zijn beurt door uitspraken te doen over een werkelijkheid die niet volledig onderzocht is, zo stelt Riemersma. Aangezien logische regels evolutionaire constructies zijn (in ons geslepen door evolutie om te kunnen overleven) zou god een wezen kunnen zijn met onlogische of buitenlogische eigenschappen. Hierdoor zou god buiten ons kenbereik kunnen vallen en kunnen we dus onmogelijk stellen dat god niet bestaat, ergo: atheïsme is ongerechtvaardigd.

Hoe sterk is deze kritiek van Riemersma? Is atheïsme werkelijk ongerechtvaardigd omdat we epistemologisch beperkt zijn? Ofschoon zijn premissen mijns inziens juist zijn (het menselijk kenvermogen is beperkt en logische regels zijn evolutionaire constructies), is zijn conclusie (atheïsme is ongerechtvaardigd) dat niet.

Daarvoor wil ik eerst kort ingaan op de definitie van atheïsme. Ik zie atheïsme als de (bewuste) afwezigheid van het geloof in het bestaan god(en). Dit wordt ook wel zwak (of negatief of zacht) atheïsme genoemd en is atheïsme is ruime zin. Sterk (of positief of hard) atheïsme is ontkennend wat het bestaan van god(en) betreft: god(en) bestaat(n) niet. (zie verder hier) Het lijkt mij dan ook dat Riemersma's kritiek alleen opgaat voor sterk atheïsme, een zwakke atheïst probeert het niet-bestaan van god(en) immers niet aan te tonen. Ook het sterke atheïsme lijkt mij zijn kritiek te kunnen doorstaan, zoals ik hieronder zal laten zien.

Mijn eerste probleem met Riemersma's kritiek is dat hij het woord "God" (soortnaam of eigennaam?) ongedefinieerd laat, waardoor het geenszins duidelijk is waar hij het over heeft. Hij vraag zich af of het niet zo zou kunnen zijn "dat God een soort onlogisch of misschien zelfs 'buitenlogisch' wezen is". Echter, zo lang hij niets zegt over de betekenis van het woord "God", blijft dit een onzinnige vraag. Het is net zo onzinnig om ons af te vragen of "krahsetu" (of een ander woord zonder betekenis) een soort onlogisch of misschien zelf 'buitenlogisch' wezen kan zijn. Alvorens hij zijn kritiek op het atheïsme op grond van het beperkte menselijk kenvermogen of de grenzen van de logica kan doen aanvangen, zal hij eerst duidelijk moeten maken wat hij onder het woord "God" verstaat". Tot dan toe is er sprake van semantisch atheïsme, om de uitdrukking van Philipse te gebruiken.

Voorts de vraag wat ons beperkte kenvermogen betekent voor het doen van uitspraken over de werkelijkheid. Zijn we hierdoor gedoemd tot het weerhouden van uitspraken? Misschien tot het weerhouden van absolute uitspraken, maar tussen absolute uitspraken en anything goes ligt een breed spectrum van waarschijnlijkheid. Dat is niet alleen het geval in het doen van (godsdienst)filosofische uitspraken, maar ook in het geval van wetenschappelijke en gerechtelijke. Het argument dat Riemersma aanvoert tegen een atheïst (je kunt niet zeggen dat god niet bestaat omdat je kenvermogen beperkt is) zou een advocaat ook kunnen aanvoeren tegen een gerechtelijke uitspraak. Ook het kenvermogen van rechters is immers beperkt. Een advocaat zou kunnen inbrengen dat de schuld van zijn cliënt niet bewezen kan worden omdat er allerlei buitenlogisch en empirisch ondetecteerbare fenomenen een rol gespeeld kunnen hebben in het betreffende misdrijf. Empirisch ondetecteerbare vierkant cirkels die misdaden plegen zijn immers niet uitgesloten als we Riemersma's redenering volgen. Hoe effectief zou een dergelijke verdediging zijn? Ik denkt totaal niet, en terecht.

We zullen namelijk moeten roeien met de riemen die we hebben. We zijn epistemologisch beperkt, en daar kunnen we nooit om heen. We kunnen epistemologisch gezien niets met het buitenlogische en empirisch ondetecteerbare, als het al bestaat. Ik zou niets eens weten wat ik me daarbij voor moet stellen, en ik vraag me af of er ook maar iemand is die dat kan, daar logica en empirisme zondanig fundamenteel zijn in ons denk- en waarnemingsvermogen dat we ons er niet buiten kunnen plaatsen.

Door deze beperking is het beste wat we kunnen doen het doen van uitspraken op grond van waarschijnlijkheid. In een rechtszaak wordt iemand schuldig bevonden als dit beyond resonable doubt kan worden aangetoond, niet als dit met absolute zekerheid kan worden gedaan. Wetenschap werkt wat dat betreft niet anders. Uitspraken zijn daarmee ook altijd tentatief, ze kunnen bijgesteld moeten worden op grond van nieuwe argumenten/bewijzen.

Ik denk dat dit voor de (sterke) atheïst ook opgaat. Hij meent niet met 100% zekerheid, once and for all, het bestaan van god(en) uit te kunnen sluiten. Daarmee zou hij inderdaad zijn kaarten overspelen. Wat hij wel meent, is dat (mits het woord "god" betekenis heeft!) god, op grond van de huidige argumentatieve stand van zaken, waarschijnlijk niet bestaat. Ondanks zijn beperkte kenvermogen kan hij dus uitspraken doen over het bestaan van god, zij het tentatieve. Meer dan dat kan hij niet, en meer dan dat hoeft hij ook niet, omdat niemand dat kan, over geen enkele propositie. Daarmee blijft (sterk) atheïsme een gerechtvaardigde, zij het tentatieve, positie.

 

Wie zijn er online?

We hebben 33 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Rudy KousbroekRudy Kousbroek, publicist, essayist, eredoctor filosofie Universiteit Groningen

Citaat

To surrender to ignorance and call it God has always been premature, and it remains premature today.

~ Isaac Asimov

Jan Riemersma betoogt in zijn artikel "Het is onmogelijk om aan te tonen dat God niet bestaat", zoals de titel reeds suggereert, dat de atheïst zijn kaarten overspeelt. Ter verdediging hiervan voert hij een interessant argument aan: door onze evolutionaire ontstaansgeschiedenis zijn wij epistemologisch beperkt: "Het verstand van de mens is gefabriceerd om te kunnen overleven in bepaalde omstandigheden, niet om de waarheid omtrent de gehele werkelijkheid te achterhalen". De atheïst spreekt dan ook voor zijn beurt door uitspraken te doen over een werkelijkheid die niet volledig onderzocht is, zo stelt Riemersma. Aangezien logische regels evolutionaire constructies zijn (in ons geslepen door evolutie om te kunnen overleven) zou god een wezen kunnen zijn met onlogische of buitenlogische eigenschappen. Hierdoor zou god buiten ons kenbereik kunnen vallen en kunnen we dus onmogelijk stellen dat god niet bestaat, ergo: atheïsme is ongerechtvaardigd.

Hoe sterk is deze kritiek van Riemersma? Is atheïsme werkelijk ongerechtvaardigd omdat we epistemologisch beperkt zijn? Ofschoon zijn premissen mijns inziens juist zijn (het menselijk kenvermogen is beperkt en logische regels zijn evolutionaire constructies), is zijn conclusie (atheïsme is ongerechtvaardigd) dat niet.

Daarvoor wil ik eerst kort ingaan op de definitie van atheïsme. Ik zie atheïsme als de (bewuste) afwezigheid van het geloof in het bestaan god(en). Dit wordt ook wel zwak (of negatief of zacht) atheïsme genoemd en is atheïsme is ruime zin. Sterk (of positief of hard) atheïsme is ontkennend wat het bestaan van god(en) betreft: god(en) bestaat(n) niet. (zie verder hier) Het lijkt mij dan ook dat Riemersma's kritiek alleen opgaat voor sterk atheïsme, een zwakke atheïst probeert het niet-bestaan van god(en) immers niet aan te tonen. Ook het sterke atheïsme lijkt mij zijn kritiek te kunnen doorstaan, zoals ik hieronder zal laten zien.

Mijn eerste probleem met Riemersma's kritiek is dat hij het woord "God" (soortnaam of eigennaam?) ongedefinieerd laat, waardoor het geenszins duidelijk is waar hij het over heeft. Hij vraag zich af of het niet zo zou kunnen zijn "dat God een soort onlogisch of misschien zelfs 'buitenlogisch' wezen is". Echter, zo lang hij niets zegt over de betekenis van het woord "God", blijft dit een onzinnige vraag. Het is net zo onzinnig om ons af te vragen of "krahsetu" (of een ander woord zonder betekenis) een soort onlogisch of misschien zelf 'buitenlogisch' wezen kan zijn. Alvorens hij zijn kritiek op het atheïsme op grond van het beperkte menselijk kenvermogen of de grenzen van de logica kan doen aanvangen, zal hij eerst duidelijk moeten maken wat hij onder het woord "God" verstaat". Tot dan toe is er sprake van semantisch atheïsme, om de uitdrukking van Philipse te gebruiken.

Voorts de vraag wat ons beperkte kenvermogen betekent voor het doen van uitspraken over de werkelijkheid. Zijn we hierdoor gedoemd tot het weerhouden van uitspraken? Misschien tot het weerhouden van absolute uitspraken, maar tussen absolute uitspraken en anything goes ligt een breed spectrum van waarschijnlijkheid. Dat is niet alleen het geval in het doen van (godsdienst)filosofische uitspraken, maar ook in het geval van wetenschappelijke en gerechtelijke. Het argument dat Riemersma aanvoert tegen een atheïst (je kunt niet zeggen dat god niet bestaat omdat je kenvermogen beperkt is) zou een advocaat ook kunnen aanvoeren tegen een gerechtelijke uitspraak. Ook het kenvermogen van rechters is immers beperkt. Een advocaat zou kunnen inbrengen dat de schuld van zijn cliënt niet bewezen kan worden omdat er allerlei buitenlogisch en empirisch ondetecteerbare fenomenen een rol gespeeld kunnen hebben in het betreffende misdrijf. Empirisch ondetecteerbare vierkant cirkels die misdaden plegen zijn immers niet uitgesloten als we Riemersma's redenering volgen. Hoe effectief zou een dergelijke verdediging zijn? Ik denkt totaal niet, en terecht.

We zullen namelijk moeten roeien met de riemen die we hebben. We zijn epistemologisch beperkt, en daar kunnen we nooit om heen. We kunnen epistemologisch gezien niets met het buitenlogische en empirisch ondetecteerbare, als het al bestaat. Ik zou niets eens weten wat ik me daarbij voor moet stellen, en ik vraag me af of er ook maar iemand is die dat kan, daar logica en empirisme zondanig fundamenteel zijn in ons denk- en waarnemingsvermogen dat we ons er niet buiten kunnen plaatsen.

Door deze beperking is het beste wat we kunnen doen het doen van uitspraken op grond van waarschijnlijkheid. In een rechtszaak wordt iemand schuldig bevonden als dit beyond resonable doubt kan worden aangetoond, niet als dit met absolute zekerheid kan worden gedaan. Wetenschap werkt wat dat betreft niet anders. Uitspraken zijn daarmee ook altijd tentatief, ze kunnen bijgesteld moeten worden op grond van nieuwe argumenten/bewijzen.

Ik denk dat dit voor de (sterke) atheïst ook opgaat. Hij meent niet met 100% zekerheid, once and for all, het bestaan van god(en) uit te kunnen sluiten. Daarmee zou hij inderdaad zijn kaarten overspelen. Wat hij wel meent, is dat (mits het woord "god" betekenis heeft!) god, op grond van de huidige argumentatieve stand van zaken, waarschijnlijk niet bestaat. Ondanks zijn beperkte kenvermogen kan hij dus uitspraken doen over het bestaan van god, zij het tentatieve. Meer dan dat kan hij niet, en meer dan dat hoeft hij ook niet, omdat niemand dat kan, over geen enkele propositie. Daarmee blijft (sterk) atheïsme een gerechtvaardigde, zij het tentatieve, positie.

Wie zijn er online?

We hebben 33 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Rudy KousbroekRudy Kousbroek, publicist, essayist, eredoctor filosofie Universiteit Groningen

Citaat

To surrender to ignorance and call it God has always been premature, and it remains premature today.

~ Isaac Asimov